1. Het schaakbord heeft 8 rijen en 8 kolommen, met in totaal 64 vakjes.
2. Aan het begin van het spel worden 4 zwarte en witte schaakstukken in de 4 vakjes in het midden van het schaakbord geplaatst.
3. Het zwarte stuk begint en de twee partijen plaatsen om de beurt hun stukken. Zolang het zwarte stuk en eventuele eigen schaakstukken op het schaakbord op dezelfde lijn staan (horizontaal, verticaal of diagonaal) en de schaakstukken van de tegenstander tussen elkaar liggen, mogen ze de schaakstukken van de tegenstander omdraaien (gewoon omdraaien).
4. Elke zet van elke speler moet minstens één stuk omdraaien volgens de bovenstaande regels. Als er geen zet meer te doen is, moet de speler opgeven.
5. Als beide partijen geen zetten meer te doen hebben, eindigt het spel en wint de partij met de meeste schaakstukken.